Levensveranderende woorden van een Joodse profeet
Door Lawrence Hirsch
Mijn oudere broer, Alan, was altijd een waarheidszoeker. Hij schokte, zacht gezegd, het gezin, toen hij op een weekend thuis kwam van het leger met een Bijbel en wat religieuze lectuur in zijn tassen. Ik was ongeveer veertien jaar oud, en ik herinner me nog het geschreeuw en de tranen, terwijl mijn moeder en vader hem ermee confronteerden.
Op een bepaald moment opende Alan de Bijbel en vroeg mij of hij een gedeelte uit de Schrift mocht voorlezen. Ik stemde ermee in, te luisteren. Hij vertelde me niet welk gedeelte, maar hij begon te lezen uit Jesaja 53. Toen hij klaar was, zei ik: “Nou, dat ging over Jezus, toch? Dat staat in het Nieuwe Testament, toch?”
Ik was met stomheid geslagen toen mijn broer bekend maakte dat hij had voorgelezen uit de Joodse profeet Jesaja. Hij vertelde me ook dat Jesaja deze woorden 700 jaar voordat Jezus leefde, had geschreven – en toch leek het mij zo duidelijk dat Jesaja over Jezus sprak!
Ik liet niet blijken hoeveel indruk dit op mij maakte; ik hield het allemaal voor me. Ik was in het bijzonder verrast door de woorden in vers drie: “Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte…” Hadden wij, als het Joodse volk, onze eigen Messias verworpen? Hoe kon dit?
Ik had meerdere maanden nodig om de betekenis van deze verzen en wat het voor mijn leven inhield, volledig te vatten. Ik wist dat geloven in Jezus zou betekenen dat ik tegen alles in zou gaan waartoe ik was opgevoed om als Jood te geloven en ik zou met veel boosheid en tegenstand van mijn familie en mijn volk te maken krijgen. Toch kon ik de waarheid van wat ik in Jesaja 53 las niet ontkennen, en ook ik kwam ertoe Jesjoea als mijn Messias te aanvaarden.