Een Joodse matroos leest Jesaja 53
Door Israel Cohen
Toen ik eenmaal bij de Marine was, en weg van mijn ouders, had ik de kans om nieuwe dingen te doen – niet allemaal per se koosjer — en ook om over bepaalde zaken na te denken waar ik van te voren nooit had kunnen bedenken: zoals dat Jesjoea de Messias zou zijn.
Mijn vader en ik gingen regelmatig naar onze Orthodoxe synagoge in Philadelphia, met name tijden de Feestdagen. En van de tijd dat ik acht jaar was ging elke middag naar Joodse les. Maar na mijn Bar Mitswa stopte het geloofsonderwijs. Een aantal jaren later ging ik bij de marine en was voor de eerste keer in mijn leven weg van thuis. Van alle plekken waar ik terecht kon komen, werd ik gestationeerd in Marokko, Noord Afrika.
Op een middag, toen ik alleen in de barakken zat, kwam er een jonge matroos naar me toe en hij vroeg me of ik Joods was. Toen ik zei dat ik dat was, vroeg hij me om hem te leren over Joods-zijn (hetgeen hij klaarblijkelijk niet was!). Toen ik begon te vertellen, onderbrak hij me: “Kan je me over Joods-zijn leren vanuit de Bijbel?” Ik pakte een Joodse Bijbel, maar ik wist niet waar ik moest zoeken. Dus vroeg hij me om Jesaja op te zoeken, het 53ste hoofdstuk.
“Lees dit hardop,” zei hij, en dat deed ik. Eerst dacht ik dat ik de verkeerde Bijbel had. Nam deze matroos mij in de maling? Het klonk als wat mijn christelijke vrienden altijd zeiden over Jezus! Mijn vriend legde uit dat Jezus Joods was, dat het Nieuwe Testament door Joden geschreven was en dat dat alles vertelt over de Joodse Messias. Nog nooit in mijn leven was ik zó in de war geweest!
Maar na drie uren praten en lezen uit onze beide Bijbels, in het bijzonder Jesaja 53 uit mijn Joodse Bijbel, begon mijn verwarring te verdwijnen. Ik begreep dat ik de vergeving nodig had die Jezus, de Joodse Messias, aanbood. Maar ik wist ook dat ik Joods was en dat Joden niet in Jezus geloven!
Ik was zo verscheurd dat ik zelfs huilde in die slapeloze nacht en ik trok mijn deken over mijn hoofd zodat de anderen niet konden horen dat ik huilde. Ik kon niet langer weerstaan te doen wat ik wist dat ik moest doen: ik bad tot God en vertelde Hem dat ik geloofde dat Jezus werkelijk de Joodse Messias was.
Ik vroeg om Zijn vergeving voor de vele manieren waarop ik had gefaald te leven zoals ik wist dat God wilde dat ik zou leven. Enkele ogenblikken later viel ik vredig in slaap – en werd wakker in een totaal nieuw leven.